9 augustus 2012

Bijzondere tweetaligheid - Artikel in 'Tripliek'

Hieronder een artikel over opvoeden in twee talen dat ik geschreven heb voor het tijdschrift 'Tripliek' nr. 42 van Downsyndroom Vlaanderen, de vrijwilligersvereniging van ouders van een kind met Downsyndroom.


Tekst versie:

Bijzondere tweetaligheid

Mijn naam is Erik en mijn vrouw Myriam en ik hebben twee kinderen, Matthieu van vijf en Alexander van twee. Alexander heeft Downsyndroom. We zijn een tweetalige familie, ik kom uit Nederland en Myriam is française. Toen Matthieu in aantocht was, was de keuze dan ook snel gemaakt om hem tweetalig op te voeden.

De ‘Opol’-methode (One Parent, One Language) leek ons dé aangewezen methode. Voortaan zou ik alleen nog in het Nederlands praten en Myriam alleen in het Frans, zelfs al hadden we het niet tegen Matthieu. In het begin was dat heel onnatuurlijk. Al jaren praatten we óf in het Frans, óf in het Nederlands, maar nooit allebei in onze eigen taal… Het voelt alsof je voortaan achteruit moet trappen om vooruit te fietsen. Maar ondertussen zijn we eraan gewend, alleen in de afwezigheid van de kinderen spreken we wel eens in dezelfde taal. Zogauw de kinderen erbij zijn is het consequent papa in het Nederlands en mama in het Frans.

Matthieu ging naar een Franstalige crèche. Mede hierdoor bleek al gauw dat zijn Frans de overhand nam. Bijna altijd als ik in het Nederlands tegen hem sprak, antwoordde hij in het Frans. Frustrerend? Ja, als je beseft dat mijn familie geen Frans spreekt. Ik vroeg me af of ze ooit met hem gingen kunnen communiceren. Na de kleuterschool is hij naar een Nederlandstalige school gegaan en jawel: binnen een paar weken begon hij zijn achterstand in het Nederlands gestaag weg te werken. Ondertussen zit hij er bijna twee jaar en beschouwen we hem als tweetalig. Hij kan ondertussen zelfs goed het onderscheid maken tussen Vlaams en Nederlands. En Myriam, haar familie en de garderie houden zijn Frans op peil. Hij praat altijd in de juiste taal, of het nu met ons is of met mensen buiten ons gezin, of zelfs met vreemden. Lezen en schrijven in beide talen gaat hem al goed af ondanks dat hij nog maar vijf en half is.

Alexander is een ander verhaal. Direct na zijn geboorte kwamen we er achter dat hij anders was. Nu was Matthieu ook een beetje anders (bij hem is Pervasive Development Disorder vastgesteld, m.a.w. autistische trekjes), maar Alexander zou misschien niet eens de intellectuele capaciteiten hebben om twee talen aan te kunnen. Misschien moesten we al blij zijn als hij zich in één taal zou kunnen uitdrukken. We stonden voor een dilemma. Wat nu? Moesten we één taal laten varen voor Alexander? Maar wat te doen, in dat geval, met Matthieu? We hadden nu eenmaal voor Opol gekozen, moesten we dat dan ook voor hem opgeven? Nu nog overschakelen op een ééntalige opvoeding zou misschien destabiliserend voor hem zijn. Een andere mogelijkheid, namelijk Matthieu tweetalig blijven opvoeden en Alexander ééntalig, zou om praktische redenen niet wenselijk zijn. ‘Zijn’ taal zou in dat geval zijn moedertaal Frans zijn. Dat zou betekenen dat ik in het Frans tegen hem praat en in het Nederlands tegen Matthieu. En als het tegen allebei tegelijk is? Kortom, een onwerkbare situatie.

De derde mogelijkheid is niet alleen de meest ambitieuze, maar ook de enige logische optie. Alexander wordt in principe tweetalig opgevoed. Zoals bij Matthieu praat Myriam Frans met hem en ik Nederlands. Gesterkt door de mening van de logopedisten, die ons adviseerden om het gewoon te proberen en vervolgens te zien wat ervan terecht komt, is het voor ons ondertussen net zo natuurlijk geworden als bij Matthieu. Met dit verschil dat Alexander, ondertussen twee en een half jaar oud, nog geen woord terug zegt. Zou hij misschien wel al een paar woordjes kunnen zeggen als hij ééntalig zou worden opgevoed? We zullen het nooit weten. Het maakt ook niet veel uit, de toekomst zal wel uitwijzen of hij twee talen aankan. Vrijwel zeker zal het Frans zijn hoofdtaal worden, met een Franstalige mama, een plaats in een Franstalige crèche, Franstalige begeleiding in de vorm van logopedie en fysiotherapie en een toekomstige plaats in La Clairière, een Franstalige school in Brussel voor mentaal gehandicapten.

We hopen erop dat de Sésame-gebarenmethode een hulpmiddel kan zijn voor Alexander om met twee talen om te kunnen gaan. Sésame is de Franstalige tegenhanger van het in Nederlandstalige kringen bekende SMOG. Sésame werd ontwikkeld en wordt volop toegepast in La Clairière, zijn toekomstige school. Er bestaan grote overeenkomsten, maar ook enkele verschillen tussen de gebaren van beide methodes. Wat ze gemeen hebben is dat ze warm aanbevolen worden als hulpmiddel in de communicatie met personen met een mentale beperking. In ons geval kan het gebruik van gebaren een brug slaan tussen het Frans en het Nederlands. Alexander merkt dat we hetzelfde gebaar maken bij ‘melk’ en bij ‘lait’, en heeft blijkbaarzelf de link gelegd. Hopelijk blijft hij dat doen voor alle woorden die hij in de toekomst gaat leren. We merken nu al dat, zonder dat hij kan praten, hij enkele gebaren die hij kent zelf correct toepast tegen ons allebei. Of het nu Myriam is die ‘encore’ zegt of ik die ‘nog’ zeg, hij maakt spontaan het goede gebaar.

Iets wat interessant is om te volgen is de communicatie tussen Matthieu en Alexander. Matthieu schept een groot plezier in het toepassen van de Sésame-gebaren, hoewel hij het soms een beetje te pas en te onpas doet. En dat is mooi meegenomen, want hoe meer mensen in Alexanders omgeving deze methode gebruiken, hoe beter het is. Verder lijkt de natuurlijke taalkeuze ten opzichte van een persoon, die we als volwassenen bijna automatisch toepassen, bij Matthieu te ontbreken. Afhankelijk van wat er zich in zijn hoofd afspeelt praat hij soms Frans en soms Nederlands met Alexander. Sésame noemt hij trouwens “de taal van Alexander”…

Al met al voelen we de keuze voor een tweetalige opvoeding voor een kind met downsyndroom nog steeds als de goede keuze, gezien de familieomstandigheden. Indien er andere ouders zijn die in een vergelijkbare situatie verkeren en die positieve of negatieve ervaringen met ons willen delen, dan staan we daar natuurlijk van harte voor open.